De zorgrobot Mr. Pepper heeft een week doorgebracht in het Maastricht UMC+. De reacties zijn enthousiast: ‘Hij heeft een magisch effect op kinderen.’
Mr. Pepper is een sociale robot speciaal ontwikkeld voor taken zoals het begroeten van bezoekers en het bieden van ondersteuning bij bewegingsoefeningen. Het ziekenhuis gaat onderzoeken of ze een Mr. Pepper kunnen aanschaffen.
Stressreductie bij kinderen en geheugenspelletjes met ouderen
Gedurende de periode dat Mr. Pepper in het Maastricht UMC+ was merkte de kinderverpleegkunden dat hun patiëntjes er vrolijk van werden en minder verdrietig waren. Dit vertelt Esther Lacko, programmacoördinator en voormalig verpleegkundige.
Ook nam Mr. Pepper een ‘kijkje’ op de polikliniek Orthopedie en in de kliniek op de afdeling Geriatrie en Interne, en op een chirurgische afdeling. Lacko: ‘Op de verpleegafdeling is hij bij ouderen geweest om met hen geheugenspelletjes te doen. Het is opvallend hoe makkelijk mensen afstappen op deze robot. Je zou verwachten dat ze het wat griezelig vinden, maar iedereen is enthousiast.’
Multidisciplinaire rol verpleegkundige
Het bezoek van de robot is in het kader van het programma ‘Polikliniek en Beddenhuis van de Toekomst’, waarvan Esther Lacko programmacoördinator is. In dit programma wordt geëxperimenteerd met innovatieve oplossingen voor de zorg. Lacko: ‘We hebben zowel voor de polikliniek als het beddenhuis een nieuw werkconcept ontwikkeld, en zijn nu met experimenten aan het uitwerken hoe we dit gaan realiseren. Het uitgangspunt is dat er meer tijd en aandacht naar de cliënt gaat. Voor verpleegkundigen wordt bijvoorbeeld meer een rol gecreëerd in de ketenzorg. Nu zijn alle verpleegafdelingen afgestemd op een specialisme. Nu willen we dat meer multidisciplinair maken. De patiënt is niet meer in een hokje van de specialist te stoppen: iemand die is opgenomen op de afdeling heelkunde, kan ook cardiologisch belast zijn. Je wil dat die expertise dan ook beschikbaar is. Dat betekent voor verpleegkundigen dat ze flexibel inzetbaar zijn op andere afdelingen, zodat ook hier kan worden gebruik gemaakt van haar expertise. Bijvoorbeeld door 80 procent op hun ‘moederafdeling’ te werken, en de overige 20 procent daar waar de patiënt behoefte dat vraagt.’